DRAAILES
 Home
 Houtdraaien
 Houtdraaibank
 Beitels
 Houtsoorten
 Draaisnelheid
 Slijpen
 Gezondheid
 Staal
 Harden
 Afwerken
 Tips
 Werkplaats
 Gereedschap
 Vazen
 Schalen
 Diversen
 Links
 Schroefdraadsnijden
 Lintzaag
 Projecten
 Lijstklem
 Project-slijpen
 Draailes
 Bibliotheek
 Motoren/
frequentieregelaar

 Ertsgebergte



   
 

www.de-houtdraaier.nl

Inleiding

In dit hoofdstuk "houtdraailessen": vindt de beginnende houtdraaier aanwijzingen voor zijn of haar nieuwe hobby, misschien vinden ook de wat gevorderde houtdraaiers er tips in om de techniek te verbeteren. Een groot nadeel van het leren houtdraaien zonder instructeur is ongetwijfeld, dat er niemand is die u op uw fouten wijst. Of juist zegt wanneer iets erg goed wordt gedaan. In het eerste geval is de kans groot dat een aangeleerde fout niet eenvoudig meer is af te leren. Dus mijn advies is zonder meer: "Volg, zo mogelijk, houtdraailes bij een goede instructeur". Je leert daarmee veel sneller en beter houtdraaien! Als dat niet mogelijk is hoop ik met dit hoofdstuk de nieuwelingen een leidraad te geven.

Lees, voordat u met dit hoofdstuk gaat oefenen, eerst de andere hoofdstukken van deze pagina aandachtig door. U leert dan meer over draaisnelheden, beitels, hulpstukken enz. Dat zal u bij het leren draaien immers goed van pas kunnen komen.

Zonodig kunt u de foto's vergroten door er op te clicken.

 

Houding en veiligheid

De hoogte van de draaibank wordt bepaald door de lengte van het lichaam. Over het algemeen is de meest prettige hoogte om te werken aan de draaibank als de ellebogen op gelijke hoogte zijn met het center. Ofwel de bovenarm hangt recht naar beneden, de onderarm wijst recht naar voren en de wijsvinger geeft de hoogte aan waarop het center moet staan.


Zorg er voor dat de draaibank zuiver waterpas staat en totaal niet wiebelt. Het beste is het de draaibank vast te zetten aan de vloer. Als u een tafelmodel heeft moet de draaibank natuurlijk ook op de juiste hoogte worden gesteld en wel op een zware stevige werkbank of tafel. De poten moeten bij voorkeur recht onder de steunen van de draaibank staan. De draaibank wordt op de uiterste rand geplaatst zodat we niet naar het werkstuk toe hoeven te buigen. Zet de draaibank met schroeven of klemmen stevig vast aan het onderstel. Hoe zwaarder de massa van de draaibank en het onderstel hoe minder u last zult hebben van trillingen. Zonodig kan dat verbeterd worden met extra ballast b.v. in de vorm van betontegels of zakken zand. Soms kunnen ook de holle balken en of poten van een draaibank met volkomen droog zand worden gevuld. Het verbetert direct de kwaliteit van het geheel.

U staat bij het draaien recht achter uw werkstuk, de voeten staan ongeveer 40 cm uit elkaar. De linker voet staat iets verder naar voren dan de rechter. De beitel houdt u in de rechterhand en naast uw lichaam. De linkerhand ligt op de beitel en op de leunspaan. Deze drukt losjes de beitel op de leunspaan. Uw rechterhand is de beitelvoerende hand. U beweegt er soepel mee en knijpt vooral niet in die beitel. Als u ziet dat uw knokkels wit worden, knijpt u teveel in de beitel of drukt u te hard met uw linkerhand. De beitel moet dus weliswaar zelfverzekerd worden vast gehouden maar dat zonder er in te knijpen.

Let hier vooral in het begin goed op, juist een fluweelzachte beitelvoering kenmerkt de betere houtdraaier.

Is houtdraaien gevaarlijk?

Ik denk van niet, maar we moeten wel wat regels in acht nemen. Water koken is ook niet gevaarlijk, maar met kokend water kunnen we vreselijke ongevallen veroorzaken. Het verschil is echter dat we met de gevaren van kokend water langzaam zijn opgegroeid en dat de veiligheidseisen een natuurlijke houding zijn geworden. Bij het houtdraaien zullen we zo’n natuurlijke houding en gedrag aan moeten leren.

Als draaier heeft u bij voorkeur een draaiersjasje aan, een jasje waarvan de manchetten dicht om de polsen sluiten, ringen en een horloge horen afgelegd te worden. Van boven sluit het jasje goed aan om de hals.

In ieder geval heeft u geen loshangende kleding aan, losse haren moeten onder een netje of onder een pet. Uw scalp brengt immers niets meer op!

 

 

Als we een spaanafzuiging hebben en een stoffiltering dan worden beide aangezet als we gaan beginnen en de stoffiltering blijft aan tot we de ruimte verlaten waarin de draaibank staat.Behoren beide apparaten niet tot de uitrusting dan is een gelaatscherm met stoffiltering een mooi stuk gereedschap en uitstekend voor uw gezondheid.
Als dat er ook niet is dragen we maar liever wel een stofmasker, het merk "Dust be gone" is dan een goede keuze.

Wanneer we gaan voordraaien is het advies beslist een gelaatsscherm te dragen, zodat wegvliegende stukken hout uw gezicht en ogen niet kunnen beschadigen. Na het voordraaien moeten we beslist een veiligheidsbril dragen.
Leesbrildragers kunnen bij hun opticien een veiligheidsbril op sterkte bestellen dat is beslist aan te bevelen als u niet zonder zo’n hulpmiddel kunt!
De leunspaan stellen we meestal ongeveer op centerhoogte af en zo dicht mogelijk bij het werkstuk. Altijd wordt daarna het werkstuk met de hand rondgedraaid om te zien of het nergens tegen de leunspaan aan loopt. Daarvoor hebben we nog eens gecontroleerd of het voldoende opgespannen is tussen de centers. We kiezen nu de juiste draaisnelheid. (zie betreffende hoofdstuk)
Voor we de draaibank aanzetten gaan we eerst een stapje opzij, zodat we niet in de baan staan van ons werkstuk als dat mocht loskomen.

Boven onze draaibank hebben we een goede verlichting, b.v. een tl-balk kleur 33, wel een TL met een beschermkap er om heen. Een rondvliegend stuk hout komt zo af en toe beslist eens voor! Daarnaast is het erg prettig als we een spotlight op ons werkstuk kunnen richten.
We zorgen er voor dat al onze machines, vooral de stofafzuiger en spaanafzuiger geaard zijn. Terwijl we zeer regelmatig het stof uit onze werkplaats verwijderen. Een hoog gehalte aan stof in de lucht en een vonkje zijn voldoende voor een zogenaamde stofexplosie. Daarbij staat alles direct in lichterlaaie.

Als we met olie hebben afgewerkt moeten we de doeken in een luchtdicht blik opbergen. Een doek vol olie kan tot zelfontbranding komen. Dit is ook in Nederland regelmatig de oorzaak van brand. Hetzelfde geldt voor een doek met was.

Zeer brandbaar is ook staalwol, ja echt waar, staalwol kan uitstekend branden omdat het in feite een rijk mengsel is, door de grote hoeveelheid zuurstof in de wol. We moeten staalwol dus nooit in de nabijheid van onze slijpsteen bewaren. Bij het slijpen spatten de vonken immers in het rond. Staalwol met olie of was doordrenkt kan eveneens tot zelfontbranding komen.
Een uiterst brandbaar goedje wordt gevormd door het slijpsel rond de slijpmachine. Een mengsel van staal- en aluminiumslijpsel kan enorme steekvlammen geven. Steeds weer opruimen dus dat goedje. Doe het in een potje en maak het nat. Daarna kan het veilig worden weggegooid.

Als u uw werkstuk wilt meten, doet u dat altijd als het stilstaat, ook het verstellen van de leunspaan gebeurt enkel als het werkstuk is stopgezet.
Uw werkstuk afwerken gaat uitstekend als het werkstuk zeer langzaam draait. Anders slingert b.v. de olie voornamelijk in uw gezicht en tegen uw kleren. Olie of was aanbrengen met een doek kan gevaar opleveren als een punt van de doek om het werkstuk slaat, met een afgerukte vinger is het later extra lastig om snijdend te draaien. Beter is het dus om een stuk van een keukenrol te gebruiken. Die keukenrol is ook handig als u zonder masker werkt en uw neusvliezen ontstoken zijn geraakt door het inademen van houtstof, met onder andere als gevolg steeds opnieuw een druppel aan uw neus. Even opvangen met een stukje keuken papier en uw werkstuk blijft droog.

Als u schuurlinnen wilt gebruiken zorg dan ook dat de uiteinden altijd opgeborgen zijn in uw handen. Wellicht is het beter schuurpapier te gebruiken bij een draaiende bank.

                         Lees ook de paragraaf gezondheid eens door, we moeten de gevaren
 
                                   niet overschatten maar zeker ook niet onderschatten!

  
Draaien

Een cursus voor beginners begint slechts met de fundamenten van het houtdraaien en probeert een basis te leggen voor een juiste methode voor het hanteren van de beitels. Er blijft zeer veel onbesproken en nog meer valt er daarna te leren. In de tijden van de gilden duurde het jaren voor de leerling houtdraaier de stiel onder de knie had en in die tijd was hij ook verplicht "te wandern", les te nemen bij meerdere meesters, vaak in heel andere streken gevestigd. Op die manier leerde hij vele methodes van werken en kreeg hij een gedegen opleiding.

Het zal duidelijk zijn dat we met dit hoofdstuk niet op het niveau van een gezel kunnen komen, de gezel is een leerling die zijn proefstuk met goed gevolg aan de examencommissie toonde.
Net als in die vervlogen tijden gaan wij uit van de snijdende methode. Het grote schrapen is pas ontstaan toen hobbyisten met behulp van elektrisch aangedreven draaibanken ook aan het draaien sloegen. De laatste die rond 1940 de snijdende methode nog omschreef was Fritz Spannagel daarna volgde vele jaren van het snelle schrapen en pas in de tachtiger jaren deed het snijden weer opgang. Eerst aarzelend maar tegenwoordig tel je niet mee als je schrapend tot je werkstukken komt. Dat is natuurlijk ook weer onzin.

Vermeld was al dat we met deze cursus niet volleerd zullen raken, er zal zeer veel geoefend moeten worden en bijgeleerd. Mijn advies is dan ook wat boeken aan te schaffen. Denk niet na enige tijd onzin ik leg mijn beitel niet meer op. (Straks meer daar over) Deze methode is echt de beste en levert uiteindelijk ook het beste rendement op en een uitstekende basis techniek.

Als u alle oefeningen serieus gaat uitvoeren en het snijdend draaien tussen de centers tot in den treuren oefent alvorens u gaat uithollen, zult u een goede draaier (ster) worden.

De leerling draaier die echt de moeite neemt te leren draaien met de draaibeitel en die methode goed onder de knie krijgt, zal alle technieken die daarna nog aangeleerd moeten worden als eenvoudig ervaren.  Daardoor wordt er uiteindelijk veel tijd gespaard met het leerproces!!!

Leren draaien met de guts geeft aanvankelijk sneller resultaat, maar is uiteindelijk beslist niet de beste methode om de eerste stappen te zetten op weg naar een goede draaier te worden.


We zullen in deze basis cursus een klein aantal opspantechnieken de revue laten passeren. U gaat er gaandeweg vanzelf meer leren.

U staat bij het draaien recht achter uw werkstuk, de voeten staan ongeveer 40 cm uit elkaar. De linker voet staat iets verder naar voren als de rechter. De beitel houdt u in de rechterhand en naast uw lichaam. De linkerhand ligt op de beitel en op de leunspaan. Deze drukt losjes de beitel op de leunspaan. Uw rechterhand is de beitelvoerende hand. U beweegt er soepel mee en knijpt vooral niet in die beitel. Als u ziet dat uw knokkels wit worden, knijpt u teveel in de beitel of drukt u te hard met uw linkerhand. De beitel moet dus weliswaar zelfverzekerd worden vast gehouden maar dat zonder er in te knijpen.
Let hier vooral in het begin goed op, juist een fluweelzachte beitelvoering kenmerkt de betere houtdraaier.

Voor alle oefeningen kiezen we een stuk hout van ongeveer 40 x 40 mm en ongeveer 40mm korter dan de leunspaan van uw draaibank. Het prettigs werkt beukenhout bij deze oefeningen, dit hout lijkt wel haast speciaal gegroeid om de eerste schreden op het pad van de houtdraaier te gaan zetten.

We gaan dus oefenen met het draaien tussen de centers, we hebben het middelpunt opgezocht, de centerpons zijn werk laten doen en spannen het werkstuk nu op.

Leunspaan instellen, controleren of het werkstuk vrij kan rondraaien, snelheid kiezen, nadenken of we veilig kunnen gaan werken. (Zit er geen losse kleding in de weg? Veiligheidsvoorzieningen op? )

Dan kunnen we aan de slag. Nadat we wel eerst opzij zijn gaan staan, kan de machine aan worden gezet.

 

 

 

 

Schrobguts op de leunspaan leggen en boven op het midden van het werkstuk. Dan de guts langzaam terughalen. De vouw van de guts moet in contact gaan komen met het hout zodra dat gebeurt, heffen we het handvat van de guts iets op, het ratelen wordt minder en we zien dat de snede de eerste krulletjes gaat maken.

We gaan de guts langzaam naar links bewegen en we zijn aan het snijden.

Nadat we aan het eind zijn aangekomen beginnen we weer van voren af aan en gaan nu naar rechts.

Uitgangspunt is steeds weer dat we de guts op de leunspaan en op het werkstuk leggen, daarna de guts iets terugtrekken totdat de snede het werkstuk raakt, vervolgens tillen we het handvat dus iets op en begint de guts te snijden.

We blijven dit herhalen tot het ratelen in het geheel is opgehouden en we het werkstuk rond gedraaid hebben.

 

We gaan nu proberen het werkstuk te bewerken tot een mooie egale cilinder.

Daarbij gaan we minder met de punt van de guts snijden en meer met de zijkanten. Als we naar links gaan werken we met de rechter zijkant en met de linker zijkant van de guts als we naar rechts bewegen. Kortom de bolle onderkant van de guts wijst steeds in de werkrichting. Uitganspunt is steeds weer dat we de guts op de leunspan en op het werkstuk leggen, daarna de guts iets terugtrekken totdat de snede het werkstuk raakt, vervolgens tillen we het handvat dus iets op en begint de guts te snijden.

Let op: de zijpunten van de guts blijven steeds vrij van het hout.

Het bovenstaande moet zeer veel geoefend worden, zodat we het bijna blindelings kunnen uitvoeren. We zullen dan ook merken dat het steeds sneller gaat en dat we ook meer hout gaan afnemen. We controleren ons werk met een afschrijfhaak en zijn pas tevreden als we achter elkaar drie maal een keurig rechte cilinder geproduceerd hebben.

Als we goed gesneden hebben zien we dat onze cilinder redelijk glad is maar dat er wel een soort kleine holle ringen naast elkaar gesneden zijn.    

Dat kan je glad schuren maar we willen snijdend leren draaien dus gaan we dat ook snijdend verbeteren. We nemen daarvoor de platte beitel, de draaibeitel genoemd. Beginners gebruiken graag een ovale draaibeitel omdat die wat makkelijker te hanteren is.

Van de draaibeitel hebben we de scherpe hoeken alle vier ‘gebroken’, afgeslepen en gepolijst. Op die manier glijdt de beitel veel prettiger over de leunspaan en hapert niet als er een kleine oneffenheid in de leunspaan zit.

De beitel snijdt bij de punt
van de rode markering

Ook deze beitel weer opleggen zoals we dat inmiddels goed kennen en kunnen.

Terug halen tot de snede het hout raakt waarbij we de beitel niet plat op de leunspaan hebben liggen maar op de hoek van de smalle en brede zijde van de beitel. Snijden doen we met het onderste helft van de snede en wel daar waar die helft weer eens denkbeeldig verdeeld is. Dus op een kwart van onder.

 
We zorgen er voor dat de punt van de beitel met de scherpste hoek aan de bovenzijde is. Daarnaast moeten we er op letten dat die hoek en ook de onderste stompe hoek niet ons werkstuk raken. Zodra dat wel gebeurt hebben we een nieuwe ervaring, we zijn aan het spiraal draaien gegaan. Een aardige ervaring, maar die kunnen we eigenlijk wel missen.  

Als we het verder goed doen, gaan we weer snijden, eerst naar links en vervolgens opnieuw opleggen en naar rechts. We zullen zien dat we na enig oefenen een keurig en zeer gladde cilinder produceren die we beslist niet hoeven te schuren.

 

Het snijden met de draaibeitel geeft dus een erg mooi resultaat. Als we het toch nog moeilijk vinden zullen we meer moeten oefenen. Een stuk makkelijker wordt het als we een mooie brede beitel nemen, nog makkelijker wordt het als we de scherpe- en de stompe hoek van die beitel gaan afronden. We krijgen dan een echt probleemloze draaibeitel. Later kunnen we die beitel weer terugslijpen naar zijn oude profiel maar misschien laten we deze wel zo. Er kan immers erg prettig mee worden gewerkt.

Valt het niet mee om de draaibeitel te hanteren? Gewoon blijven oefenen!

U wordt hiermee echt een betere houtdraaier!! Laat de profielguts nog maar onder het houtstof liggen en blijf oefenen tot u het bovenstaande, met de draaibeitel, bijna automatisch goed gaat doen, pas daarna gaat u beginnen aan de volgende oefening.

 

Langshout vormgeven

Als we het draaien van een keurige cilinder onder de knie hebben gaan we beginnen met het eigenlijke vormgeven.

Insteken V- groef

We gaan daartoe eerst het insteken oefenen. We kunnen dat ook weer doen met de draaibeitel, deze ligt dan met de smalle- en scherpehoekzijde op de leunspaan.

We brengen de beitel nu langzaam in het hout waarbij we de beitel zuiver horizontaal houden en de vouw van de beitel haaks ten opzichte van het werkstuk. De beitel zelf maakt dus een hoek met het hout die gelijk is aan de halve hoek van de beitel punt. Als de vouw van de beitel dus redelijk scherp is, zeg 30º, dan vormt de beitel met het werkstuk een hoek van 15º.


Soms is het insnijden niet goed gelukt en is er een spiraalsnede ontstaan.
Dat gebeurt ook ervaren draaiers wel eens. Het probleem daarbij is dat niemand er nog in is geslaagd het ontstaan van die spiraal te verklaren.
Er is al zeer veel over geschreven en gezegd, maar tot op heden sneed dat geen hout, om maar eens een toepasselijke term te gebruiken.
Wel is duidelijk dat waarschijnlijk ook de consistentie van het hout een rol kan spelen. De jaarringen met het winter en het zomerhout, dus de afwisselende harde en zachte lagen zouden een rol kunnen spelen. Maar goed, hoe komen we er van af? Gewoon het insteken zeer veel oefenen. Net als leren fietsen, gaan we het op een gegeven moment als vanzelf goed doen. Zo simpel is het. Hoe meer we draaien hoe minder last we zullen hebben van spiralen. Het hoort gewoon bij het leerproces. Overigens als u dit probleem veel tegenkomt kan het soms helpen als u de draaisnelheid wat verlaagt. Dit advies is echter geen Haarlemmerolie.

Veelal hebben we met de scherpe hoek het hout geraakt. Opletten dus dat dat niet gebeurt. Soms kunnen we zo’n spiraal voorkomen door de beitel met de stompe hoek exact haaks in het hout te drijven en direct daarna de beitel pas onder een hoek in het hout te steken.                        

Bolle vormen

Als we uitstekende v-groeven kunnen draaien gaan we verder met de bolle-vorm. Om die te maken zullen we de diepte vaak eerst aangeven met een afsteekbeitel of d.m.v. de draaibeitel waarmee we een v-groef maakten.
We kunnen rondingen maken met de bedan, de draaibeitel en de guts. De bedan is een trapeziumvormige dikke draaibeitel die we in Nederland niet veel zullen aantreffen. Draaiers in Frankrijk daarentegen draaien er graag en veel mee. Het is een veelzijdige beitel en eigenlijk is het vreemd dat we deze beitel hier nauwelijks kennen en gebruiken. We moeten het boldraaien in ieder geval oefenen met de steekbeitel en  later ook met de guts. Het resultaat moet uiterst glad worden. Als we daartoe in staat zijn is er alle hoop dat we goede draaiers worden.
Mocht het nu nog niet lukken dan betekent dat alleen maar dat we meer moeten oefenen, niet dat we het nooit onder de knie zullen krijgen, we worden dan gewoon iets later een goede draaier!

 

 

 

We gaan de guts weer opleggen de openzijde naar boven. Het handvat houden we iets lager dan de leunspaan. We trekken de guts langzaam terug en deze moet op ongeveer 2 uur gaan snijden, als we een bolling aan de rechterzijde willen. Tegelijkertijd met het terugtrekken moeten we linkerzijde van de guts omhoog draaien, we gaan de guts dus met de klok mee, een beetje om zijn eigen as roteren. Omdat we een bol willen maken moeten we tegelijkertijd ook de guts weer naar voren duwen het hout in. Tevens moeten we het handvat van de guts iets omhoog brengen. Het lijkt heel veel opeens, maar het wordt na een tijdje een automatische handeling. In feite volgen we met de snede van de beitel een baan alsof we met een houtsnijguts een reepje schil uit een sinaasappel willen steken. We moeten met ons lichaam de guts volgen.

Als we niet te hard in de beitel knijpen en we ook de linkerhand niet te krampachtig op de beitel duwen zullen we zien dat het goed gaat.

Ging het niet goed, hebben we een spiraal? Dan is dat enkel een bewijs dat we het opnieuw moeten proberen en meer moeten oefenen.

Hieronder zien we het draaien van een bolle vorm nog eens schematisch uitgebeeld.

Eerst leggen we op (1) en trekken we terug tot we fijne krulletjes zien (2). We roteren  met de klok mee en tegelijker tijd heffen we het handvat wat op (3) en duwen de guts verder in het hout (4 en 5).
We eindigen met de vormguts op de zijkant (6).

    

Laat eens een ander naar uw knokkels op uw handen kijken als u deze oefening doet; zijn ze mooi wit? Dan bent u te krampachtig aan het werk, ontspannen, handen en vingers los gooien en opnieuw oefenen. Nogmaals het is net als leren fietsen, op een gegeven moment gaat het vanzelf. Misschien eerst met wat vallen en opstaan, maar dan maken we toch mooie rondjes!
Dat we voor een bol naar links alle handelingen in spiegelbeeld moeten uitvoeren zal duidelijk zijn.

Er zijn overigens diverse professionele draaiers die les geven waarbij de beginners in het geheel geen kennis maken met het gebruik van de draaibeitel. In de beginnerscursus wordt dan enkel met de guts gewerkt.
Ik ben van mening dat het veel beter is om ook direct veel met de houtdraaibeitel te leren werken omdat dat in feite de beitel is waarmee een goede houtdraaier het grootste deel van zijn tijd werkt.
Het is wellicht wat moeilijker maar uw vaardigheden zullen veel groter worden als u goed leert omgaan met de draaibeitel. Oude beroepsdraaiers werkten voor meer dan 80% met de draaibeitel

Hierboven heb ik het draaien van een bolle vorm uitgelegd met de guts. Een ervaren draaier zal de guts enkel gebruiken voor een bolle vorm als het werkstuk een flinke doorsnede heeft, zeg groter dan 10 cm doorsnede.
Alles wat daar onder zit zal de hij sneller beter en mooier met de draaibeitel doen. Vandaar dat ik daarop het accent wil leggen.

Voor het draaien van bolle vormen met de draaibeitel moet deze vlijmscherp geslepen en gewet zijn. De leunspaan staat iets boven de as van het werkstuk, persoonlijk vind ik het prettig als deze redelijk hoog staat (zeker 1 cm boven de ashoogte). Ieder heeft zijn eigen inzicht en gevoel daarbij.
Nadat we de grenzen van de bolling met potlood hebben aangegeven op ons werkstuk gaan we de beitel, die op de smalle kant ligt met de scherpe hoek naar voren en haaks ten opzichte van het werkstuk, met de scherpe hoek in het hout duwen

We maken een kerf precies op de potloodstrepen. We draaien eerst de rechterzijde bol. We gaan de bol snijden met de stompe hoek aan de kant van de leunspaan en het snijpunt ligt op eenvierde beitelhoogte vanaf de stompe hoek.
We leggen de beitel op onder een hoek van ongeveer 25°, het hecht wijst naar beneden. De pink van de linkerhand zoekt steun bij de leunspaan.
De snee van de beitel maakt een hoek van ongeveer 45° ten opzichte van het werkstuk. De beitel langzaam terughalen en daarbij tevens het hecht wat optillen. De beitel zal dan weer gaan snijden.
Zodra dat gebeurt gaan we de beitel, wat met de klok mee draaien en tegelijker tijd de beitel in het hout duwen. Al deze handelingen moeten we in een vloeiende beweging uitvoeren.
In feite gaan we met de beitel al de toekomstige bolling volgen, ook nu weer volgt ons lichaam de beitelsnede.

De linkerzijde volgt in spiegelbeeld.                                              

Holle vormen

Het draaien van holle vormen lijkt eigenlijk niet op dat van bolle vormen. Toch is er een overeenkomst in die zin dat alle handelingen tegengesteld zijn aan elkaar zoals die werden omschreven bij het vormen van een bol met de guts.. De holle vorm wordt altijd met de guts gesneden. Hoewel ik het zeer ervaren draaiers ook zonder problemen met de draaibeitel heb zien doen.
We beginnen door de guts op zijn rechter zij op de beitelsteun te leggen.
De beitelsteun hebben we van tevoren iets onder de ashoogte vastgezet. We duwen nu de guts in het hout direct naast de groef, tegelijkertijd draaien we de guts, dus tegen de klok in, het handvat duwen we tegelijker tijd naar beneden.

We scheppen dus als het ware het hout uit ons werkstuk.

Om een mooie holle vorm te krijgen snijden we met deze beweging steeds opnieuw een stukje uit. Belangrijk daarbij is dat we de vouw van de guts mooi op het hout houden. We zijn echt snijdend aan het draaien en we zien dat aan het mooie gladde resultaat.

Ook met een bredere guts kunnen we deze oefening doen. Vooral als we een stuk hout hebben met een grotere doorsnede is dat makkelijker

Aan de rechterkant van het hol gaan we in spiegelbeeld hetzelfde doen.

Om de holling groter en dieper te maken scheppen we om beurten links en rechts het hout uit. We zullen zien dat er onder in de holle vorm een ruggetje blijft staan.

Dit gaan we met de zijkant van de guts netjes wegsnijden waarbij we er goed op moeten letten dat de vouw van de snede op het hout blijft rusten. Als we dat goed doen krijgen we een mooi glad geheel.

 Hieronder zien we het draaien van een holle vorm nog eens schematisch uitgebeeld.

Eerst leggen we op (1) en trekken we terug tot we fijne krulletjes zien (2).
We draaien de guts nu op zijn kant (2). Vervolgens draaien we de guts tegen de klokrichting in, terwijl we het handvat wat opheffen (3). We duwen de guts verder in het hout en blijven tegelijker tijd de guts wat draaien (4 en 5). De guts eindigt onder in de holle vorm op zijn rug (6).


Vervolgens bewerken we de andere zijde door de handelingen in spiegelbeeld uit te voeren. Tenslotte snijden we het ruggetje onder uit de holle vorm.

 

De volgende oefeningen zijn het draaien van series bolle- en series holle vormen. Een staaf met meerdere holle vormen en een staaf met meerdere bollen. Deze figuren moeten mooi glad en van gelijke omvang en vorm worden.
Dit alles zeer veel oefenen, keer op keer opnieuw, op een gegeven moment gaat het dan als vanzelf. Wanneer dat is, is niet te voorspellen, zeker is wel dat dat moment er komt.

Als we deze oefeningen volledig onder de knie hebben is er een uitstekende basis gelegd om een goede draaier te worden, die vlot kan werken en niet te veel zal staan te schuren. Schuren is in feite corrigeren, waarbij we nog als bijkomend nadeel ondervinden dat scherpe hoeken zullen verdwijnen, wat veelal toch niet de bedoeling is.

 

Afsteken


Het afsteken van een werkstuk doen we veelal met de afsteekbeitel. Als we de beitel in één toer door het hout heen jagen, gaat dat weliswaar redelijk goed, maar we verbranden door de wrijvingswarmte die ontstaat, wel het hout en de snede van de beitel. We moeten de beitel dus slechts kleine stukjes laten weghalen. Dan een insteek gedeeltelijk naast de eerste maken en zo verder gaan.
We maken op die manier wat ruimte voor de beitel en die zal langer scherp blijven en zeker niet zo snel verbranden.
Een trapeziumvormige afsteekbeitel zorgt zelf al voor wat meer ruimte maar wordt toch ook nog te heet aan de punt, dus ook met deze beitel ruimte maken!

Het afsteken met de afsteekbeitel geeft wel een ruw oppervlak, dat zelfs met langdurig schuren niet eenvoudig glad te krijgen is. In feite zijn we ook aan het schrapen geweest met de afsteekbeitel. We kunnen het resultaat iets verbeteren door de beitelpunt wat meer omhoog te laten steken tijdens het insteken maar mooi glad zal het nooit worden. 
We kunnen dat mooie gladde resultaat wel op een andere manier tot stand brengen en wel door ook hier te gaan snijden. Wederom niet het allermakkelijkste om aan te leren maar beslist wel de methode die uiteindelijk veruit het mooiste resultaat oplevert en ook het snelste resultaat geeft, omdat we niet of nauwelijks hoeven te schuren.

We zetten de beitelsteun iets onder het as midden. De draaibeitel komt met de smalle zijde op de beitelsteun en de scherpe hoek zit aan de onderzijde en wijst naar het werkstuk. We duwen de beitel nu in het werkstuk, dusdanig dat de vouw bijna een hoek van 90º maakt met het werkstuk. We gaan dunne krulletjes afsnijden met de punt van de beitel. De beitel hanteren we zo dat de stompe hoek, aan de bovenzijde van de beitel wat van het werkstuk afneigt.
We moeten voorkomen dat die het werkstuk raakt en een happer veroorzaakt.
In de praktijk zullen we eerst insteken met de afsteekbeitel en dus ruimte maken om met de draaibeitel te kunnen werken. De laatste anderhalve millimeter kunnen we daarna netjes met de draaibeitel glad snijden.
Soms zien we in het begin, ook nu de spiraal verschijnen. Het is niet anders, we moeten gewoon meer oefenen!

Onder inspiratie van de Engels/Australische (In Engeland geboren maar inmiddels wonend in Australië) houtdraaier Richard Raffan wordt het glad snijden van kops hout ook iets anders gedaan en vooral ook met een andere beitel. Raffan gebruikt een ovale draaibeitel waarvan de beide hoeken zijn weggeslepen, waardoor er een ronde snede ontstaat. Deze zorgt er voor dat de punten van de beitel weg zullen blijven van het werkstuk en er dus aanzienlijk minder kans is op een happer.              

                                                                               

Raffan zet de beitelsteun duidelijk lager en wel zo dat de beitel met het midden op as hoogte komt. We steken in met de scherpe hoek aan de onderzijde van de beitel. Het handvat van de beitel wees dus naar beneden. Zodra de beitel begint met het snijden brengen we het handvat horizontaal. We snijden nu dus met het midden van de snede, feitelijk met dat deel van de beitel dat het meeste naar voren steekt.
Het resultaat is ook hier een volkomen glad oppervlak.
We kunnen een gewone draaibeitel met schuine snede eveneens voor deze methode gebruiken als we daarvan de hoeken hebben weggeslepen.

Wat we nu gedaan hebben is het haaks afwerken van ons werkstuk.
Als de tijd komt dat we potten, vazen schalen, enz. gaan maken, willen we daar ook een keurige bodem aan maken. We doen er dan verstandig aan deze niet zuiver haaks af te werken omdat het potje dan niet meer recht zal staan als het hout nog wat gaat werken. 
Uw hout kan nog zo droog zijn, nog zo oud zijn, het blijft altijd werken!
We doen er dus goed aan een bodem altijd wat hol te draaien, met de Raffan methode gaat dat uitstekend, omdat de beitel al een ronde vouw heeft.
Uw potje zal daardoor altijd stabieler staan.

 

Draaien van de berg af.

Steeds van de berg afdraaien, is de kreet die een beginnend houtdraaier altijd te horen krijgt. Van welke berg? Moet je dan haast wel denken.
Met dit hoofdstuk wil ik proberen dat uit de doeken te doen.

Doel van het ‘van de berg’ af draaien is te voorkomen dat we de houtdraad letterlijk tegen de haren instrijken. Dat laatste vindt de kat niet leuk, wij vinden dat niet leuk en ook een stuk hout heeft daar dus duidelijk problemen mee.
Je moet dus altijd met de houtdraad meedraaien! 
Aan de hand van wat tekeningen zal ik dit verduidelijken en misschien zit daar nog wel een verrassing bij.

Als we een stuk tak hebben die we willen gaan draaien zal het duidelijk zijn hoe de draad van het hout loopt, in de lengterichting van die tak.
       
     
           
Tekening nr. 4
Nadat we hebben ingespannen, gaan we met de schrobguts een cilinder draaien. Daarna gaan we een hol draaien zoals we dat hebben geleerd. We doen dat automatisch van de berg af, we leggen de beitel immers op, dan terugtrekken en langzaam kantelen zodra het snijden begint en we scheppen/snijden de helft van een holle vorm. Als we nu naar ons werkstuk kijken zien we duidelijk wat het betekent van de berg af snijden. Als we onder in aangeland zijn mogen we dus zeker niet proberen de andere zijde te bewerken door gewoon door te blijven snijden en nu tegen de berg op te gaan.
Probeer dat toch maar eens een keer, het gaat zonder problemen, maar levert een duidelijk minder glad resultaat op. Bij een houtsoort met een fijne structuur zal het nog meevallen maar bij eikenhout, naaldhout en essen bijvoorbeeld, zult u zien dat het verschil met het van de berg afgesneden hout, erg groot is.

Als we straks schalen gaan draaien en we hebben een stuk hout in de hand dat niet meer op een tak of een boomstam lijkt is het al wat moeilijker te zien wat de berg op en af is. Als we zo’n stuk hout hebben opgespannen lijkt het duidelijk wat de berg af is, maar schijn bedriegt.
Zodra we het hout denkbeeldig terug gaan plaatsen in de boom zien we soms dat onze eerste ingeving veelal niet de juiste was.


      
      
Tekening nr. 1

We moeten ons bij het houtdraaien dus altijd eerst afvragen hoe het stuk hout dat we willen gaan bewerken oorspronkelijk in de boom gesitueerd was.


Dat laatste is niet altijd meer te achterhalen, bij een mooi stuk tropisch hardhout is het soms echt niet te zien. Bij een zogenaamde burl, een kanker of andere uitwas van een boom is de draad warrig of kruisdradig en zijn er vele bergen op en af, naast elkaar. 
Daar kunnen we dan bijna geen rekening meer mee houden en moeten we dus de laatste sneden met een uiterst scherpe en goed gewette beitel uitvoeren, waarbij we de beitelsnede goed op het werk gedrukt houden om het uitrukken van draden te voorkomen.
We moeten er dus altijd ook voor zorgdragen dat we in de snijrichting nog hout voorbij de snede hebben en niet geheel tot de buitenkant werken. De kans dat we anders stukjes hout uitbreken wordt daarmee voorkomen.

Bij tekening 1 zien we een plank waaruit we een recht stuk (2) hebben gezaagd om een tafelpoot te draaien. Het is duidelijk te zien hoe de draden lopen en dus ook duidelijk hoe we van de berg af moeten draaien. In tekening 4 wordt dat nog eens verduidelijkt.
We hebben uit deze dikke plank ook een ronde schijf (3) gezaagd, waarvan we een bakje gaan draaien.
In de tekening van de boom zien we nog eens waar die schijf in de boom gesitueerd was (3), 3a geeft de schijf weer als de hoeken van de schijf al geslecht zijn.

Nadat we de schijf (3) hebben opgespannen hebben we de neiging om deze eerst te centreren door aan de smalle buitenzijde te gaan werken.
Toch is dat niet de meest logische en juiste werkwijze. We willen immers van de berg afwerken en dat doen we niet door aan de smalle kant te beginnen. Het bakje willen we een wat ronde onderkant geven en daarna uithollen. Van de berg afwerken betekent in dit geval dus; beginnen met de guts nabij de as van het werkstuk en vandaar naar buiten werken en doorgaan tot nabij de opspanplaat.
Verbaasd? Kijk nog maar eens naar de tekening van de plank (1) en de draad van het hout. Als we niet tegen de draad in willen werken moeten we dus echt beginnen nabij de as. Als je het eventueel nog niet ziet wat de berg af is leg deze schijf dan nog eens voor je en kijk naar het verloop van de draad en vergelijk die met de tafelpoot.

Nadat we de schijf aan de buitenzijde hebben afgewerkt en we hebben omgespannen moeten we de schijf gaan uithollen. Ook nu weer van de berg af.
Dus nu van buiten naar binnen. We doen dat met de schalenguts (die is dus dikker en zwaarder dan de spil/vormguts) Als we consequent op deze manier te werk gaan zullen we schalen e.d. produceren waaraan we weinig moeten schuren en die dus al mooi glad zijn.

Ook als we met een uitdraaihaak werken doen we dat dan van buiten naar binnen. Lukt ons dat niet dan moeten we de laatste sneden met de guts doen in de juiste richting. Of de scheerschraper gebruiken voor de afwerking.
Voor alle duidelijkheid wil ik nog wijzen op het gebruik van de ringbeitel, deze gebruiken we meestal in kopshout en dan werken we van binnen naar buiten. Met de ringbeitel werken we op ongeveer 9uur. (linkerzijde van de ring) Bij kops hout werken we in feite haaks op de draad zoals bij het afsteken van een werkstuk bij het werken tussen de centers. Doordat we met een ringbeitel wel snijdend werken en de snede ook goed op het werk drukt krijgen we toch een heel mooi resultaat met deze beitel.
De ringbeitel met opgesoldeerde ring is door zijn lichte bouw enkel geschikt voor het kleinere werk. Met name in nog nat hout is het resultaat heel erg goed en kan er met deze beitel snel worden gewerkt.


Beitel hanteren.

Onderstaand een vijftal tekeningen met daarbij een advies voor de techniek en de te gebruiken beitels bij het realiseren van de verschillende vormen. Als een draaier meer ervaren raakt zullen eigen technieken ontwikkeld worden die vaak tot een sneller resultaat leiden en wordt er minder gewisseld van beitel. Deze aanwijzingen vormen in het begin echter een goede handleiding.

Tekening  nr.1

Insteken met de scherpe hoek van de draaibeitel.

 

Tekening nr. 2

Insteken met de scherpe hoek van de draaibeitel en afronden met de stompehoek zijde van de draaibeitel. Bij grotere doorsneden en bij hardhout wordt veelal een brede profielguts gehanteerd.

 

Tekening nr. 3

Met de profielguts in vorm brengen en vervolgens met de draaibeitel glad afwerken.

 

Tekening nr. 4

In vorm brengen met de profielguts en daarna glad snijden met de draaibeitel, vervolgens de holle vorm met de modelguts snijden.

Tekening nr. 5

Rechte stukken met de afsteekbeitel insteken, daarna glad snijden met de draaibeitel. Welvingen met de guts voorbewerken. Bolle vormen met de draaibeitel snijden, vervolgens de holle stukken met de profielguts snijden.

 

Opspannen

 

Vierpuntige meenemer.

De kant van het werkstuk dient goed haaks te zijn, zodat alle vier de punten aangrijpen. Als het hout scheef is kan beter een meenemer met twee punten worden gebruikt.

 

Inslag meenemer 

Kan zelf van hout worden gemaakt. Deze meenemers zijn ook te koop en dan van metaal vervaardigd.
De techniek van het draaien met behulp van deze meenemer wordt ‘vliegend draaien’ genoemd.
Het inslaan van het hout moet niet op de draaibank gebeuren, omdat daardoor de lagers beschadigen.

Op de plaats van het rode streepje moet door en door een gat worden geboord om de lucht te laten ontsnappen. Boor het met b.v. 10 mm dan kan via dat gat ook het werkstuk worden uitgestoten.

Schroefmeenemer.

Voor niet al te zware werkstukken een snelle en uitstekende methode om mee te werken.
Wel rekening houden met de lengte van de schroef als u gaat uithollen!

 

Tapse meenemer.

Zelf te maken meenemer voor het opspannen van bijvoorbeeld een ring, maar ook een klein potje, dekseltje enz. kan hierop worden afgewerkt na het afsteken. Het is handig een aantal van deze meenemers met verschillende maten te maken, b.v. van beukenhout.

 

         Opspanplaat.

Voorzien van voorgeboorde gaten waardoor het werkstuk uitstekend vastgezet kan worden. Beste methode voor het draaien van grote stukken, omdat het werkstuk kort bij de lagers zit. Het beste zijn meenemers van gietijzer of staal. Er kan ook nog gebruik gemaakt worden van een tussenplaat van hout waarop dan het werkstuk gelijmd zit. Vooral bij een kostbare houtsoort spaart dat geld. 

Lijm tussen de houten plaat en het werkstuk een stuk pakpapier dan is het werkstuk later eenvoudig, met een beiteltikje op de lijmnaad, van de plaat te verwijderen.

 

Opspanmethode met twee hulpplaten van hout met daarop schuurpapier geplakt. Deze methode kan gebruikt worden als een andere niet mogelijk is i.v.m. beschadigingen. Bij goed klemmen en voorzichtig draaien verloopt dit zonder problemen.




 

 

Chuck

Opspannen door middel van een chuck, met de vele hulpstukken, geeft een oneindig aantal mogelijkheden. Voor de 
gevorderde draaier is dat op een gegeven moment een must.
Het vormt een forse investering maar het werken met een chuck maakt de houtdraaihobby beslist aangenamer.

Getoond is hier het inwendig en uitwendig opspannen.


 

Er zijn veel meer opspanmethoden te bedenken en er bestaan ook veel meer soorten meenemers. Ik verwijs voor het eerste naar de diverse boeken, met name Engelstalige. Meenemers zijn er te kust en te keur afgebeeld in de catalogi van de grote aanbieders van materialen voor houtdraaiers. Ook nu komen we weer bij de Angelsaksen terecht. In de Engelstalige gebieden wordt er ongelooflijk veel gedraaid en het aanbod is er dan ook naar.

 

 

Heeft u vragen of wilt u reageren:

Schrijf een bericht in het gastenboek.     Bekijk hier mijn gastenboek.

                                                      

 

Niets van deze publicatie mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming.

© Wortelsoft
2002 t/m 20242023